ImageHet is een donkere en koude avond, ik ben bezig met mijn maandagavond duurloop, meestal loop ik van Amersfoort naar Leusden en weer terug. Het is ongeveer 14 kilometer en het leeuwendeel van het parcours is een lang fietspad door de weilanden. Ik loop erg lekker vanavond, met een gangetje van 15 per uur vliegt het asfalt onder me door.

De gebruikelijke pijntjes van de training de dag ervoor blijven achterwege en ik voel me fantastisch. Dan zie ik een groepje fietsers opdoemen in de verte. Ik lijk steeds dichterbij te komen en dan komt het besef “dat groepje ga ik inhalen”. Een minuut later zie ik dat het een groepje jongens is van 15-16 jaar. Ze blijken ook nog vrij luidruchtig en ik begin me meteen allerlei voorstellingen te maken van wat ik dit keer naar mijn hoofd geslingerd zal krijgen. Zal het iets worden als de evergreen: “ze hebben ‘m al” of zullen ze beginnen te joelen, zullen ze naast mij blijven fietsen of toch zo hard dat ze net voor me blijven…

Image 

Ik denk ook na over hoe ik zal reageren op het onvermijdelijke commentaar, zal ik ze negeren (mijn gebruikelijke methode) of zal ik op zijn ‘Van Gaals’ zeggen “ben ik nou degene die zo snel is of zijn jullie nou zo sloom”. Ik ben er nog niet over uit als ik nog dichterbij het groepje kom. Als ik het groepje tot op een paar meter genaderd ben lijkt het opeens allemaal niet zo snel meer te gaan “gaan ze nu harder fietsen?” Het groepje is opeens niet meer zo luidruchtig als ik er voorbij ‘kruip’, is het de zo bekende stilte voor de storm of heb ik me die voorstellingen voor niets gemaakt? Dan schraapt één van de jongens zijn keel:  “Meneer… u loopt verdomd hard door!”

© Erwin Meijer – http://www.mila-power.nl